Aan de straatkant van het reservoir worden zaken gedaan





Kom we gaan gezellig ‘vlooien’!

Iets dichterbij graag!

Ik wil ook meedoen…moet dat nou!

Met zijn tweeën is toch leuker…zo nu even liggen dan kan ik er beter bij!

We hebben ze vaak gespot deze kleine antilopen; de schouderhoogte is ongeveer 38 cm en ze wegen tussen de vijf en zeven kilo.
Het mannetje heeft kleine hoorntjes. Zowel het mannetje als het vrouwtje heeft een korte pluim op hun kop. Deze gaat rechtop staan als ze schrikken. Bijzonder is de ietwat verlengde neus die zeer bewegelijk is.

Het eiland Tulu Godo heeft geen aanlegsteiger. De bootsman heeft dan ook moeite om de boot af te meren. Uiteindelijk lukt het maar… we houden onze voeten niet droog. Met soppende voeten in de schoenen klimmen we een steil kronkelig pad naar boven. Dit keer bezoeken wij de andere kant van het eiland.
Allereerst zien we het schooltje; de lessen zijn in volle gang.

Aan deze kant van het eiland staan maar enkele hutten. Op het dun bevolkte eiland leeft men van de landbouw en visvangst.

Er komen niet veel bezoekers op het eiland. Dit meisje staat stoer naar ons (twee enge blanke mensen) te kijken, haar zusje blijft voorzichtig iets achter.

Met mama in de buurt en een ‘bloemenplakkertje’ op de hand is het toch net iets veiliger! Meer info over het eiland Tulu Godo is te vinden in mijn boek ‘Ethiopië, ongekend anders’

Op het eiland Tulu Godo in het Ziway-meer bevindt zich het eeuwenoude Debre Tsyon-klooster. Het eiland is meer dan zeventig jaar een veilige schuilplaats geweest voor de Ark des Verbonds. Volgens de plaatselijke overlevering brachten priesters samen met de inwoners van Aksum de Ark in de tiende eeuw naar het eiland. Dit om de Ark uit de handen van koningin Gudit (monster) te houden, want zij richtte in die tijd enorme vernielingen aan.

Via een kronkelig, dichtbegroeid pad dat steil omhoog gaat belanden we voor een stenen kerkmuur met een gesloten houten poort. Roepen, zelfs met stemverheffing helpt niet, niemand doet open. We gaan op zoek naar de priester die bij de kerk hoort.
De priester heeft de poort ontsloten en gaat ons de kerk laten zien. De kerk is veertig jaar geleden gebouwd ter vervanging van de oude, die bouwvallig was. De gelovigen zijn blij want de kerk is nu dichterbij en beter te bereiken dan de oude.

Het interieur van de kerk is zeer kleurrijk door de vele schilderijen en kleden die de wanden en vloeren bedekken. Alles is vervaardigd en geschonken door Aksum. Later, als de kerk weer gesloten is, laat de priester ons door een met dikke stevige spijlen beveiligd raam de kostbare stukken zien van de oude kerk.


Hij wordt ook wel Simien vos, Abessijnse wolf of rode jakhals genoemd. De Ethiopiërs noemen hem de Ky Kebero (rode jakhals).Volgens kenners is het geen vos of wolf, maar een bijzondere en unieke soort van de Afrikaanse wilde hond.
Het is een van ’s werelds zeldzaamste hondachtigen, en Afrika’s meest bedreigde carnivoor. Ze leven in roedels, maar gaan meestal alleen op jacht. De voeding bestaat voornamelijk uit kleine knaagdieren maar af en toe haalt een groep ook een jonge antilope neer.









We rijden aan de noordkant het Abijata-Shala National Park binnen. Onze vriend, tevens chauffeur, rijdt voorzichtig, want op sommige plekken is het zeer drassig. Doordat het pad niet of nauwelijks zichtbaar is, rijdt hij zoveel mogelijk op de hier en daar groeiende graspollen. Hoewel hij voorzichtig en zorgvuldig rijdt, gebeurt er toch waar we bang voor zijn: op een gegeven moment zitten we muurvast.
Als we de auto uitstappen, schrikken we. De onderkant van de auto rust op de grond. Als de wielen er niet aan zaten konden we als een slee voortgetrokken worden. 
Het is onvoorstelbaar, twee minuten geleden waren nog alleen op de grote, grijze, kale vlakte, maar uit het niets staan er ineens drie kinderen en twee mannen voor ons.
De mannen willen wel helpen maar daar moeten ‘Birrs’ (geld) tegenover staan. Uiteindelijk na twee uur graven en duwen is de auto los. De auto wordt op een steviger stukje grond gezet, we geven het afgesproken geld en vertrekken opgelucht verder het park in.



Dit drietal kwamen we tegen op de blonde vlakte in het Awash National Park.
‘Speels’ oefenen voor een eventuele ‘echte’ strijd later!







Op weg naar de warmwaterbronnen onder begeleiding van een scout met Kalasjnikov.
Aan de uiterste noordkant van het Awash N.P. liggen de warmwaterbronnen van Filhowa.
Het zeegroene water heeft een constante temperatuur van 36º C en borrelt op uit de bodem en vormt diepe poelen.
Deze poelen zijn omringd door een weelderige vegetatie waaronder doempalmen
In dit gedeelte van het park bivakkeren nomadenstammen waaronder de Kereyou. Ze laten hier hun vee grazen; dit is officieel niet toegestaan maar…voordat het een National Park werd kwamen ze hier al!