Mago National Park

0697-15-

Door de tseetseevliegen hebben we maar enkele foto’s kunnen maken.

In 1974 is het park opgericht om zoogdieren, waaronder de olifant en de giraf, te beschermen tegen de intensieve jacht door de inheemse volkeren. Ondanks het verbod jagen de bewoners nog dagelijks in en rondom het park. Een van de redenen is dat de oogsten vaak onvoldoende zijn om de volledige gemeenschap te kunnen voeden en door de jacht kan het menu worden aangevuld. Olifanten worden gedood om hun huid en van de slagtanden worden voorwerpen gemaakt. De dieren in het park zijn daardoor erg schuw en laten zich nauwelijks zien. Het park is samen met het Omo National Park het meest afgelegen park en wordt daardoor nog weinig bezocht. De hoogte varieert van 450 tot 1350 meter en de oppervlakte beslaat ongeveer 2162 vierkante kilometer. De temperatuur kan oplopen tot 41 °C. De vegetatie van het park bestaat uit dicht struikgewas, acacia’s en grasrijke savanne, en langs de rivieren groeien vijgenbomen en tamarindes. Er komen ruim 200 verschillende soorten vogels en 56 soorten zoogdieren en reptielen voor. In de rivieren leven krokodillen, nijlpaarden en vissen. Ook is het park domein van de tseetseevlieg.

Het park is bereikbaar vanuit Jinka, of vanuit het zuidelijk gelegen Turmi. Net als bij andere parken is het veiliger om het park te bezoeken onder begeleiding van een gids en meerdere terreinauto’s.

Wij hebben het park meerdere keren bezocht, ons eerste bezoek is beschreven in ‘Konjo nö!’ Het gebied is nog een pure wildernis met slecht berijdbare paden. Hier kan je uren rijden en stoppen zonder het overbekende geluid ‘you,you, you’ te horen. We zijn op bezoek geweest bij de bevolkingsgroep Mursi en hebben kennisgemaakt met de tseetseevlieg!