Maskal, het feest van vreugde en bezieling
Maskal of Meskel wordt gevierd op 27 september. Het is een feest van vreugde en bezieling, een mengeling van folklore en religie. Tijdens het Maskal-feest wordt herdacht dat de heilige Helena tijdens haar bedevaart naar Jeruzalem het ware kruis van Jezus terugvond. Overal in het land wordt na zonsondergang de zogenaamde Maskal-bundels, droge houtbossen, ontstoken zodat er grote vreugdevuren ontstaan. Er wordt gezongen en gedanst. Als het vuur uitgebrand is, proberen de aanwezigen iets van het overgebleven as te bemachtigen waaraan zij genezende krachten toeschrijven. De bevolking viert ook het einde van de regentijd, die voorspoed en overdadige oogsten zou moeten brengen, dus nieuwe levenskansen.
Heilige Helena. Bron: Joachim Schafer – Oecumenische Heilige lexicon
Het godsdienstige facet van de viering heeft plaats gevonden tijdens de pelgrimstocht van koningin Helena, moeder van de eerste Christen-keizer van Rome, Constantijn de Eerste. Hij had haar in 326 na Christus op bedevaart gestuurd naar het Heilige Land. Daar bezocht ze alle heilige plaatsen, o.a. de berg Golgotha, waar de Verlosser was gekruisigd. Het bewuste kruis was op deze berg begraven, maar niemand had het ooit kunnen vinden. Helena liet op de berg een vuur ontsteken voor de bisschoppen, die ook naar Jeruzalem waren afgereisd. Ze deed dit om de Verlossing door te kunnen geven en te vieren. De rook trok in eerste instantie recht omhoog maar sloeg daarna in een grote boog terug naar de aarde. Op de plek waar de rookpluim de aarde raakte, bleek, volgens de legende, het kruis van Golgotha begraven te zijn. Het kruis werd in stukken verdeeld over de grote patriarchaten van het christendom in die tijd: Rome, Constantinopel, Antiochië en Alexandrië. Het kruisdeel van Alexandrië kwam volgens de legende, opgetekend in het heilige boek, in de Middeleeuwen naar Ethiopië. De Ethiopische keizer Dawit 1 was in 1381 met een groot leger zijn Egyptische geloofsgenoten te hulp gekomen tijdens hun vervolging door de moslims. Daardoor kwam de gevangen genomen patriarch van Alexandrië weer vrij en als dank mocht Dawit goud, zilver en vele duizenden geldstukken incasseren maar David wilde het deel van het heilige Kruis als dank, dat hij uiteindelijk ook kreeg en met veel triomf naar Ethiopië bracht. Het wordt nog steeds bewaard op een berg in de kloosterkerk Gishen Mariam, die op last van Dawits vierde zoon Zar’Yacob werd gebouwd.