Waldu en de kip
Samen met Waldu (vriend en kok) gaan we naar de markt in Key Afar om een kip te kopen. Vanavond slapen we in Konso in een ‘onderkomen’ waar normaal gesproken alleen chauffeurs op doorreis overnachten. Waldu heeft beslist dat het eten dat ze daar serveren niets is voor ons, dus hij kookt vanavond. Eenmaal op de markt worden vele kippen bevoeld en betast totdat we er een vinden die aan Waldu’s eisen voldoet.
De kip kijkt naar mijn idee wat sloom uit zijn ogen. Onderweg naar de auto, gaan haar ogen af en toe helemaal dicht. Ik wijs ernaar en Waldu lacht. De auto staat geparkeerd in de buurt van een hut, een soort cafeetje, waar we wat gaan drinken. Voor de hut staat een oude, roestige ton gevuld met water. De arme kip wordt hier pardoes ingeduwd. Zij schrikt zich rot en natuurlijk gaan haar ogen open.
Waldu wijst naar de kip en zegt: “Yellem deukama” (niet moe). Ze mag zelfs even drinken. Als ze weer fris uit de ogen kijkt loopt Waldu met haar naar de achtertuin. Voordat ze zich weer ‘moe’ kan voelen, heeft ze geen kop meer. Het was dus haar afscheidsdronk. Terwijl wij een cola drinken, trekt Waldu het vel van de kip en snijdt haar in stukken. De stukken gaan in een plastic tasje; klaar om gebakken te worden!
Later in Konso heeft Waldu zijn ‘keuken’ opgezet in een of ander gebouwtje. We nemen een kijkje bij hem, wat we achteraf beter niet hadden kunnen doen, want het is een ontzettend smerig hok. We benaderen het positief en proberen de omgeving te vergeten en denken maar aan het ‘lekkers’ wat straks op ons bord ligt.
Vlak voor onze kamerdeur, in de doorloop, zet Waldu een gammel tafeltje en twee wankele stoelen neer, schone borden en bestek en onze dis is klaar. We eten ‘suffe’ kip en spaghetti. Ook hier denken we maar verder niet over na! (fragment uit ‘Dink Nesh’ – Ethiopië, een belevenis)